“De kunst is om een praktische en haalbare interventie te vinden”

Ze mag er nog niets over zeggen. De eerste onderzoeksresultaten van het onderzoek waaraan Amika Singh (VUmc/EMGO) als project coördinator is verbonden, The Energy Project, worden binnenkort wereldkundig gemaakt. In januari was de publicatie ‘Physical Activity and Performance at School’ internationaal nog groot nieuws. Op 24 april is Singh één van de gasten van de WISHES conferentie, mede door Fysio Educatief georganiseerd.

Enthousiast vertelt ze over haar werk voor The Energy Project, een internationaal en door Europese financiering gerealiseerd onderzoek naar de oorzaken en preventie van overgewicht bij jongeren. Daar heeft Singh veel van geleerd, vertelt ze.

Een groot onderzoek was het, onder 8000 kinderen en hun ouders in 8 landen. De afrondende fase is ingegaan en een groot aantal publicaties komt eraan.

Bewegen en schoolprestaties

Maar we spreken haar vanwege het eerdere onderzoek, een vergelijkende literatuurstudie over de verhouding tussen bewegen en schoolprestaties van kinderen tot 18 jaar.

Wat was de aanleiding om dat te gaan doen?
“Er zijn wel eerder literatuurstudies gedaan over dit onderwerp, de relatie tussen lichamelijke activiteit en schoolprestaties, maar wij hebben alleen maar gekeken naar studies die deze relatie over langere termijn hebben gemeten.”

Wat is dan het probleem met die andere studies? Een te korte looptijd?
“Nee, niet eens zozeer dat ze kortdurend waren. Maar vaak is er maar op één tijdstip gemeten. Stel, dat je mij vertelt dat je op dit moment 4 keer per week sport en dat je een erg hoge Cito-score hebt gehaald. In dat geval weet je niet of jouw hoge Cito-score het gevolg is van je sport gedrag. Op het moment dat ik dat op meerdere tijdstippen meet, dan kan ik onderzoeken of een toename in sportgedrag ook samenhangt met een toename in schoolprestaties. Idealiter kijk je naar interventiestudies met een controle groep: dus een groep die bijvoorbeeld een beweeginterventie krijgt aangeboden en een groep die dat niet krijgt. In onze studie zijn 2 van dit soort studies opgenomen.”

Het was een heel werk, want er doken in eerste instantie meer dan 800 onderzoeken op. Daarvan voldeden er slechts 14 aan onze inclusie criteria en slechts 2 werden als methodologisch goed beoordeeld.
Hoe is die selectie in zijn werk gegaan?
“Die selectie van 14 komt omdat we alleen studies met een bepaalde opzet wilden en ook alleen studies over kinderen. We hebben bijvoorbeeld studies uitgesloten die de relatie tussen bewegen en schoolprestaties onderzochten in populaties met bepaalde ziekten. Ook hebben we besloten om alleen studies mee te nemen die na 1990 zijn gepubliceerd. We wilden nl graag dat onze resultaten iets zeggen over de kinderen van tegenwoordig.”

Voor de positieve effecten van het bewegen geeft het onderzoek Physical Activity and Performance at School drie redenen:

  • Er vloeit meer bloed naar de hersenen, dus ook meer zuurstof, waardoor er meer verbindingen ontstaan tussen de hersencellen en ze beter werken.
  • Door te bewegen worden geluksstoffen aangemaakt (endorfine en norepinefrine) waardoor het stressniveau daalt en kinderen zich beter voelen. Wie zich goed voelt, functioneert gewoon beter.
  • Lidmaatschap van een sportvereniging heeft ook een positief effect, omdat kinderen zich in groepsverband aan regels leren houden en kunnen zij zich ook in de klas beter concentreren.

Hoe komt het dat er maar 2 studies echt goed zijn?
“We hebben gekeken naar de methodologische kwaliteit van de studies. Daarvoor hebben we hebben een checklist gemaakt waarin we een aantal onderwerpen hebben opgenomen om te bepalen of een studie aan bepaalde standaarden voldoet. Hoeveel mensen hebben bijvoorbeeld aan de studie deelgenomen? Hoe is gemeten hoeveel kinderen bewegen? Een objectieve manier van meten zegt dan meer dan een door kinderen of hun ouders ingevulde vragenlijst. Er was trouwens geen enkele studie die de hoeveelheid beweging van kinderen op een objectieve manier heeft gemeten. Als een studie voor meer dan 70% aan de eisen van onze checklist voldeed, was hij goed. Ja, we zijn redelijk streng geweest.”

“Wat opviel was dat studies veel verschillende soorten lichamelijke activiteit in verband met schoolprestaties brachten. In de vragenlijst van de ene studie werd dan bijvoorbeeld gevraagd: hoe vaak per week neem je deel aan schoolsport? In een andere studie werd gevraagd of je lopend of fietsend naar school gaat. Of hoeveel uur per week iemand met buitenschoolse sport bezig was. Doordat de studies dit allemaal op hun eigen manier deden, was het moeilijk om de resultaten van ons onderzoek in getallen te vatten. Ik kan daarom geen antwoord geven op een vraag (die ik overigens vaak krijg): ‘Hoeveel moeten kinderen bewegen om hun Cito-score te verbeteren?”

“Ja, we zijn redelijk streng geweest.”

Sporten en cultuur

Van de 14 onderzoeken komen er 12 uit de Verenigde Staten. Heeft de cultuur van een land invloed op bewegen en gezondheid?
“In Amerika speelt sport over het algemeen op universiteiten en high schools een veel belangrijkere rol dan bijvoorbeeld in Nederland. Wellicht heeft men daar meer aandacht voor sport dan in Nederland. In Nederland of Europa hebben we geen één studie gevonden die aan onze voorwaarden voldeed.

“Wij willen daarom heel graag ook in Nederland een studie van goede kwaliteit uitvoeren. Daar denken we momenteel over na en praten met verschillende partijen. Zoals altijd zitten we om financiering verlegen. Zoals ik eerder heb aangegeven is het belangrijk dat je op meerdere momenten in de tijd meet, zowel lichamelijke activiteit als schoolprestaties. We hebben daarom echt financiering nodig voor een langere termijn.”

Zou je op basis van een andere cultuur ook andere uitkomsten van zo’n onderzoek verwachten?
“Dat zou best kunnen. De waarde die sport in een cultuur of in een maatschappij heeft, zal zeker invloed kunnen hebben op het resultaat. Ondanks dat sport in Amerika een belangrijkere rol speelt, bewegen veel Amerikanen te weinig en is er veel overgewicht.”

Ze kijken naar sportende mensen op televisie?
(lacht) “Ja, naar honkballende mensen.”

Verschuiving

Een opmerkelijke bevinding uit de publicatie ‘Physical Activity and Performance at School’ is dat er geen enkele studie op een objectieve manier lichamelijke activiteit meet, vertelt Singh. Ze ziet wat dat betreft wel een verschuiving in haar vakgebied.

“In het onderzoek naar overgewicht en lichamelijke activiteit zie je dat steeds meer onderzoekers objectieve meetinstrumenten gebruiken, namelijk versnellingsmeters. Een versnellingsmeter is een kastje dat je op je heup draagt en dat meet met welke versnelling je lichaamszwaartepunt zich verplaatst. Ja, onderzoek waarin je zo objectief mogelijke meetinstrumenten gebruikt zou je meer willen. Door het gebruik van vragenlijsten worden de resultaten van deze onderzoeken minder betrouwbaar omdat de antwoorden vaak sociaal wenselijk zijn.”

Onderzoek waarin je zo objectief mogelijke meetinstrumenten gebruikt zou je meer willen.

Zijn er, afgezien van de financiering, problemen om zo’n onderzoek goed op te zetten? Of zou het dan gewoon gedaan kunnen worden?
“Door het onderzoek wat we hebben gedaan hebben we nu meer kennis in huis. We hebben nu gezien wat anderen niet goed hebben gedaan of beter hadden kunnen doen. Het zou een hele leuke uitdaging zijn om nu een grootschalig onderzoek op te zetten met deze inzichten.”

“De roep om interventies die haalbaar zijn is erg belangrijk. Je kan door er veel geld tegenaan te gooien iedereen een extra uurtje laten sporten per dag, maar het is de vraag of de interventie na afloop van het onderzoek dan ook nog door kan gaan. We proberen bij de ontwikkeling van beweeginterventies zo veel mogelijk rekening daarmee te houden. Het is de kunst om een interventie te vinden die praktisch haalbaar is.”

Bewegingsonderwijs in Nederland

Hoe staat het er met sport en bewegingsonderwijs intussen voor in Nederland?
“Op basisscholen is er nog een inhaalslag te maken door ervoor te zorgen dat er in ieder geval een vakleerkracht voor de klas staat. Op middelbare scholen wordt er steeds vaker gekort op het aantal uren bewegingsonderwijs ten opzichte van kernvakken, zoals wiskunde of talen.”

“Dat is zorgelijk. Regelmatig bewegen is niet alleen gezond – iets wat we al langer weten. Een ander belangrijk aspect van goed en regelmatig bewegingsonderwijs is dat kinderen die op jonge leeftijd actief zijn, ook op volwassenen leeftijd actiever zijn. Jong geleerd is oud gedaan. Meer bewegingsonderwijs hoeft overigens niet ten koste te gaan van andere lessen: je kunt lichaamsbeweging inbouwen in de reguliere lessen.”

Gemeten, gewogen en bevraagd

Momenteel is het Europese onderzoek The Energy Project in de afrondende fase beland, een onderzoek naar overgewicht en de preventie daarvan. Wat is dat precies voor onderzoek?
“Dat is een zogeheten cross-sectioneel onderzoek. Dan kijk je dus op één en hetzelfde moment naar beide uitkomstmaten. Iets dat we bij het andere onderzoek naar bewegen en schoolprestaties juist niet hebben gedaan. Wat we hier hebben gedaan, is meten hoe dik of dun je bent en op hetzelfde moment hebben we gevraagd hoeveel frisdrank je drinkt, of je fietsend of lopend naar school gaat. We hebben bijna 8000 kinderen gemeten verspreid over 8 landen.”

“Het leuke aan dit onderzoek is dat we niet alleen de kinderen hebben bevraagd, maar ook hun ouders. Belangrijk aspect van dit onderzoek is dat we ook naar de thuis- en de schoolomgeving hebben gekeken. Of je dus thuis de mogelijkheden krijgt om gezond te eten en veel te bewegen. Als de ouders het goede voorbeeld geven, zijn kinderen dan eerder geneigd om gezond te eten en veel te bewegen.”

Over de uitkomsten mag ze nog niets vertellen. De kleine onthulling die Singh wel wil doen is dat er ‘grote verschillen tussen landen in Europa’ uit naar voren komen.

Dit onderzoek is met Europees geld gefinancierd. Gaat dat nu ook invloed hebben of krijgen op Europees beleid?
“Dat weet je niet. We hebben wel gekeken de implementatie van de onderzoeksresultaten, dus een gedeelte van het project richt zich wel degelijk op het voeden van de politiek en de stakeholders. We doen echt ons best om de boodschap aan de man te brengen. Over een paar weken hebben we daarom een internationale bijeenkomst in Lyon tijdens het European Congres on Obesity. Daar zullen we geïnteresseerden informeren over de belangrijkste uitkomsten van het ENERGY project.

Dus als de heren en dames politici luisteren, kunnen ze aan de bak?
“Heel graag, kom maar bij mij!”